Over de kloof

Over de kloof

Over een onverwacht uitzicht en bijzondere ontmoeting


Het was tot dan toe een heel mooie tocht geweest. Hij had genoten van de mooie bossen, de klaterende watervalletjes, de open stukken met mossen, korstmossen en heide en de schitterende vergezichten. De wegen waren goed gebaand, het weer was prachtig met veel zon en een zacht briesje ter verkoeling, de klim was zeker niet te steil geweest, kortom: alles zat mee. Wat was het leven goed!


Een wegwijzer aan zijn linkerhand gaf aan, dat na de volgende bocht het lang verbeide uitzichtspunt zou opdoemen. Hij graaide een appel uit  zijn rugzak,  wreef hem mooi op - kijk eens hoe mooi rood en geel! - en at hem onder het gaan met smaak op. 

Benieuwd naar HET uitzicht (dat vermeldden de bordjes), versnelde hij zijn pas en al snel rondde hij de laatste bocht. Een groot bord stond bij een rond plateau met een picknicktafel en een paar kijkers. Hij hield even in, want het leek op het eerste gezicht niets bijzonders, ja zelfs teleurstellend. Wat moest hij hiervan denken? Hoe kon dit het hoogtepunt van de reis zijn? Na enige aarzeling stapte hij op het grote bord af en begon de UITLEG te lezen.


Al spoedig begreep hij, dat volgens dit bord het allermooiste deel van de reis nog moest komen. De middelste kijker zou dat laten zien en daarom stapte hij daarop af - zonder verder te lezen. Dat liep uit op een teleurstelling, want het beeld vertoonde wel mooie kleuren maar was uitermate wazig. Hij probeerde de scherpstelknop en probeerde de kijker naar een ander punt te draaien - allemaal zonder succes. Voor het eerst tijdens de reis werd hij boos, maar op datzelfde moment hoorde hij iemand zuchtend en steunend aan komen schuifelen.


Hij keek om en zag een uitermate afgeleefde reiziger neerzijgen op de picknickbank. Sprakeloos keek hij de nieuwkomer aan. Na enkele ogenblikken van uithijgen nam deze langzaam het woord. "Als je net doet als ik, zie je er binnenkort ook zo uit", zie hij met een grimlach, "of ben je niet boos op die vage kijker? Het is verschrikkelijk verderop, tenminste, op het pad dat ik gekozen heb. En geen enkel moment had ik een fatsoenlijk uitzicht op een of ander doel van deze reis. Het is hier nog het beste."

Met deze woorden strekte hij zich uit op het gras met zijn hoofd op zijn rugzak en viel in slaap. De woorden van de andere reiziger - en meer nog zijn toestand  - zetten hem aan het denken. Zijn boosheid over de lichte tegenslag met de middelste kijker verbleekte bij wat die andere man klaarblijkelijk had meegemaakt. Hij had niet zo veel behoefte de man daarover nog aan de tand te voelen - hij sliep trouwens. Wat zouden die andere kijkers te bieden hebben? Daarover had die man niet gesproken.


Bedachtzaam liep hij terug naar het grote bord en las verder waar hij was gebleven. Een hele tijd stond hij daar, soms met gesloten ogen in gedachten verzonken, soms een gedeelte herlezend. Toen hij eindelijk klaar was, liep hij langzaam naar de tafel en ging met een zucht zitten. Zonder veel te zien staarde hij een poosje in de verte - tot hij plotseling opstond en naar de linkerkijker liep. Wat hij daardoorheen zag, vrolijkte hem niet op. Toch bleef hij kijken: het was zijn eigen reis tot nu toe, maar bekeken door de ogen van een Ander. Verwonderd moest hij vaststellen hoe hij toen bepaalde dingen en bepaalde mensen onderweg helemaal niet had gezien - of ... niet had wìllen zien? Hij zag nu hoe gefixeerd hij was geweest op zijn eigen geluk.


Even keek hij over de kijker heen in de verte - en hij zag meer dan voorheen hoe mooi dit uitzichtspunt eigenlijk was! Langzaam keerde hij zich om en liep naar de rechterkijker. Hier zag hij het leven van die Ander en hoewel hij daar al veel over dacht te weten, kwam het hem nu volkomen nieuw voor. Hij dacht ook te weten hoe het afliep, maar de kracht waarmee het nu op hem afkwam was overweldigend. 

Hier was Iemand, die speciaal voor hem de hele reis had gemaakt (tot en met het verschrikkelijke einde) - terwijl  Hij "er eigenlijk al was!"



Voor Zichzelf hoefde Hij die reis niet te maken en bovendien had Hij sprongkracht genoeg om zo over die enorme Kloof te springen.


Want nu was het hem wel duidelijk geworden: dat eerste stukje had heel mooi geleken, maar toen had hij nooit aan die Kloof willen denken. En nu ineens kwam er bij hem een verlangen op naar die Andere Kant, naar een doel van deze reis. De rechterkijker sprak daarover, maar sprak vooral over de Grote Bruggenbouwer. Terwijl hij over deze dingen nadacht, werd het verlangen in zijn hart wakker om met Hem kennis te maken. Op hetzelfde moment hoorde hij voetstappen achter zich.


Eerst durfde hij niet om te kijken. Op de een of andere  manier wist hij Wie daar achter hem stond. Maar toen klonk er een Stem achter hem: "Ik ken het verlangen in je hart;  je hebt naar Mij gevraagd  - hier ben Ik." Tegelijk wist hij, dat hij de klank van deze Stem nooit meer zou vergeten. Er sprak liefde uit, maar het was helemaal niet sentimenteel; het was een rechtvaardige Stem, maar op geen enkele manier saai; het was een sprankelend, haast avontuurlijk geluid, maar ook geweldig veilig en rotsvast. Bijna onbeschrijfelijk, maar eenieder die deze Stem heeft horen spreken, weet gelijk wat ik bedoel. Natuurlijk keerde hij zich om, bevend van angst en vreugde tegelijk, en natuurlijk ging hij op de knieën.


Wat zullen we verder zeggen over deze ontmoeting? Het werd Feest; hij had een heleboel op te biechten en Hij had een heleboel te vertellen. Een poos later stonden ze samen bij de middelste kijker en met inderdaad nieuwe ogen zag hij onvermoede verten. De vage kleuren van eerst werden tot heldere gestalten van hoop. Toen draaide Hij de kijker naar de Kloof, waar Hij Zelf een brug had gebouwd. Tussen hier en daar lag nog een pad ...


Plotseling leek het alsof hij weer alleen was. De andere reiziger werd wakker, streek zijn hand over zijn hongerige maag, graaide in zijn rugzak naar wat etensresten en haalde er alleen een korst oud brood uit. Onze reiziger bekeek deze man nu met andere ogen, deed zijn rugzak open en deelde zijn leeftocht. Beiden hadden flink trek gekregen en een poosje aten ze zwijgend. "Wat is er gebeurd? Je bent veranderd", zei de andere reiziger opeens. En zo kon hij ook zijn nog verse vreugde delen. 


De ander verzonk in gepeins en na korte tijd hernam onze man zijn tocht, met vaste tred - alsof hij niet alleen was. Vaak genoeg kwam hij op een twee- of zelfs driesprong en steeds weer verwonderde hij zich erover hoe het maken van keuzes anders geworden was. Soms was de tocht makkelijk, soms was het pad steil en glibberig.  Als hij uitgleed, was Hij er steeds om hem overeind te helpen. Op de moeilijkste stukken was Hij altijd merkbaar naast hem, soms alleen maar zwijgend, soms vertellend over de Andere Kant.


Soms nam hij een verkeerd pad en kwam hij in onverwachte moeilijkheden - maar dan opende Hij een nieuw pad. Wat hij zag toen hij de Brug over ging, kan ik niet vertellen - ik ben er zelf nog niet geweest!